De Jas: Merlijn Twaalfhoven

Hij werd geboren in Drenthe, maar voelt zich het meeste thuis in Amsterdam, vertelt componist Merlijn Twaalfhoven op een vroege dinsdagochtend op terras van de Ysbreeker.

‘Dit is dus precies waar mijn ouders geen zin in hadden,’ zegt Merlijn Twaalfhoven en hij blikt naar de Weesperzijde, terwijl onze drankjes worden geserveerd. Fietsers worden ingehaald door e-bikes, de drankenleverancier parkeert zijn vrachtauto frontaal op de stoep precies voor ons tafeltje en vanuit een Uber baant een bekende tv-presentator snel het café in. ‘Het was halverwege de jaren zeventig en ze ontvluchtten de drukte en streken neer in Wapserveen, Drenthe, waar ze voor dertigduizend gulden een oude vervallen boerderij op de kop hadden getikt. Ik werd geboren in 1976 en het was een voorrecht daar te mogen opgroeien. Midden in de natuur, bijna elke dag zwemmen en omringd worden door dieren. Wat wil je nog meer als kind?’

Zelf ben je componist en maak je muziekfestivals. De appel valt niet ver van de spreekwoordelijke boom.

‘Mijn moeder was dwarsfluitdocente en gaf in het dorp en ook in Meppel, Diever en andere dorpen in de buurt les aan kinderen. Mijn vader had een atelier voor blokfluiten. Ik heb in Wapserveen een heerlijke tijd gehad, maar toen ik op de middelbare school in Steenwijk zat, was ik de enige die viool speelde. Toen kreeg ik de kans om in Den Haag een vooropleiding van het Conservatorium te doen. Ondanks dat ik zeventien was, heb ik die meteen gegrepen. Later ben ik naar Amsterdam verhuisd om Compositie te studeren, hier aan het Conservatorium.’

Waarom koos je voor de stad?

‘In Amsterdam komt alles samen. Je hebt hier niet alleen het Conservatorium, maar ook de Theaterschool en de Gerrit Rietveld Academie. Dat past bij mij. In de maatschappij delen we alles te veel op in hokjes en daar wilde ik van af. In Wapserveen was ik als violist best knap, maar in Den Haag stond ik onder aan de ladder. Er is veel competitie in de muziekwereld, je streeft naar iets groots. Maar ik kwam tot het inzicht dat je kunst niet zozeer als een prestatie, maar als een ontmoeting kunt zien. Dit behoeft misschien enige uitleg. Denk bijvoorbeeld aan het geven van een concert. Als mensen samenkomen hun zintuigen openzetten en zich laten raken, ontstaat er een zekere vertraging en verbinding. Dat is waardevol. Kijk nu om je heen, naar al die mensen hier op de weg. De schoonheid van het alledaagse gaat aan hen voorbij.’

Jouw manier van praten doet bijna wetenschappelijk aan.

‘Ik voel veel connectie met de wetenschap. De persoon stelt vragen en trekt in twijfel. Hij krabt als het ware het laagje verf ervan af. Nieuwsgierig en onbevangen op zoek zijn naar dingen en dan soms antwoorden krijgen die je nooit verwacht had.’

Heb je deze houding altijd gehad?

‘Ik denk het wel. Ik kon op school eigenlijk niks met het conformisme van mijn klasgenoten die allemaal in dezelfde merktruien liepen en allemaal identieke en even dure sneakers droegen. Ik kan me ook herinneren dat velen van hen een bijbaantje namen om vervolgens naar een warm oord op vakantie te kunnen. Ik ging liften en keek letterlijke en figuurlijk waar ik uitkwam. Als je dat doet, dan leer je de onzekerheid te omarmen. Dat gebeurt nu veel te weinig, omdat je op manieren kunt mislukken in de prestatiesamenleving. Het is al eng om een domme vraag te stellen. Doe dat juist wel, wil ik bijna zeggen.’

Die onalledaagse manier van werken zien we ook terug bij de muziekevenementen die je in de loop der jaren hebt georganiseerd.

‘Ik ben dol op klassieke muziek, maar vind het nachtleven ook heerlijk. Tussen 2002 en 2006 heb ik veel nachtelijke evenementen georganiseerd met dj’s, koks, kappers, masseurs. Het kwam voort uit de drang om grenzen te doorbreken. Uit het publiek stonden er opeens zangers op, er waren felle lampen, een rookmachine en luide muziek. De bezoeker werd erin ondergedompeld. Maar daar waren ook masseurs en als je wordt aangeraakt, dan gebeurt er wat. Het waren avonden waarin alle zintuigen werden meegenomen.’

Hier in Oost heb je de Symphony Arabica opgevoerd.

‘Dat was in het Tropenmuseum en samen met tweehonderd klassieke musici, kinderen en Arabische solisten is een orkest gevormd. Het gebouw kwam tot leven, je hoorde het marmer galmen en het was in een woord geweldig. Het is ook heel bijzonder om soms van rol te wisselen. Als componist bedenk ik wat ik wil vertellen en als altviolist hoe ik dat wil vertellen. Het een is scheppend, het ander dienend aan een groter verhaal dat je samen maakt.’

Op jouw website lees ik dat je met verbeeldingskracht, schoonheid, en creativiteit de wereldproblemen te lijf wilt gaan.

‘We hebben een aantal grote uitdagingen en als ik eerlijk ben dan lig ik daar wakker van. Niet alleen door het leed wat er is, maar nog meer dat we ondanks onze welvaart niet in staat zijn om ongelijkheid aanpakken, het klimaat in toom te houden of de biodiversiteit te redden. Ik kan accepteren dat het leven tegenslag kent, maar we laten nu onomkeerbaar dingen in de soep lopen, terwijl we dat wel degelijk kunnen verhinderen.’

Met muziek en ook met kunst probeer je dingen te veranderen en niet voor niets wilde je hier afspreken.

‘Zeker. Als student kwam ik hier al en voor de verbouwing stond de bar meer naar voren en erachter was een hedendaagse muziekzaal, een zaaltje zo groot als een huiskamer. Ik kan me herinneren dat directeur Jan Wolff me een maquette die hier ook stond liet zien: dit werd het Muziekgebouw aan het IJ. Dat was een vreselijk spannend project omdat er in die tijd heel veel bezuinigd werd. We weten inmiddels allemaal hoe het is afgelopen.’

 Je woont hier iets verder op aan de Amstel.

‘We komen van de Transvaalstraat en hebben nu een woonboot aan de andere kant van het water. Heel idyllisch, maar toen de kinderen nog klein waren, moesten we altijd de deuren op slot doen omdat ze niet konden niet zwemmen. Maar nu is het er heerlijk en krijg ik toch weer het buitenleven-gevoel van vroeger terug. We worden omringd door water en dat heeft echt iets magisch. Het stroomt en het schittert en je voelt het jaargetijde. Als ik in de ochtend naar buiten kijk, weet ik meteen wat voor weer het is.’

Heb je plekken in Oost waar je graag komt?

‘Ik heb een tijdje een kantoor gehad in het Volkshotel aan de Wibautstraat en dat is een goede plek als je met creatieve dingen bezig bent. Bij het Impact Hub aan de Linnaeusstraat zitten allemaal ondernemers die iets goeds willen doen voor de wereld en daar voelde ik me ook erg thuis.’

En als je ergens wilt gaan eten?

‘Sissi’s bij de Berlagebrug. Het is het oude gebouw van het ROC en nu een kroeg waar je kan eten. De kinderen komen er ook graag.’

Waar ga je naar toe als je de stad verlaat.

‘Ik had de wetenschapsquiz van de VPRO gewonnen en oorspronkelijk was de prijs een vliegreis naar La Palma, waar de op een na grootste sterrenwacht ter wereld staat. Vliegen in deze tijd voor de lol kan echt niet, en bij die wetenschapsquiz kwam ik hoogleraar wetenschapscommunicatie Ivo van Vulpen tegen. Hij heeft ook een aanstelling bij de deeltjesversneller CERN in Geneve. Naar die stad kan je prima per trein gaan en dat werd dus mijn bestemming. CERN is het grootste natuurkundige experiment ter wereld, een immense cirkelvormige buis van 27 kilometer lang vol met magneten waar ontelbaar veel minuscule deeltjes tegen elkaar aan botsen. Het was even mooi als bizar om te zien. Ik bevond me daar namelijk op de grens van wat we weten en wat we niet kunnen weten.’

 

Tekst: Jim Jansen