De Jas: Cordula Rooijendijk
Cordula Rooijendijk is directeur van montessorischool Op de Kade en schrijfster. Onlangs verscheen Vijftien lessen die zwarte basisscholen ons leren.
Het is nog opvallend rustig als we op een donderdagochtend het schoolgebouw aan de Borneokade betreden. Over een paar dagen is de zomervakantie voorbij en terwijl de leerlingen nog genieten van hun laatste vrije dagen zijn de leerkrachten druk in de weer met de voorbereidingen voor een nieuw schooljaar. Een docent passeert met een stapel rekenboeken terwijl Cordula Rooijendijk voor het gebouw op het klimrek op de foto gaat.
´Mensen vragen wel eens of ik meer uren in en dag heb dan anderen, ´ zegt ze iets later. ´Omdat ik behalve directeur ook boeken schrijf, lezingen houd en fanatiek sport. Maar ik ben vrij snel en ik vind het ook leuk om veel verschillende dingen doen. Daarom ben ik ook destijds bij de UvA weggegaan. Als geograaf was ik gepromoveerd op stedelijke ideaalbeelden. Dat was hartstikke interessant, maar toen mijn proefschrift klaar was, wilde ik wel weer wat anders. ´
Afwisseling lijkt me het toverwoord voor werken op een basisschool.
‘Zeker. Je geeft alle vakken van aardrijkskunde tot rekenen en taal. Heel erg afwisselend. Als directeur heb ik hier weer een andere rol en ik zie me als een duizendpoot of een spin in het web. Een dag loopt nooit zoals je hem hebt gepland. Na dit interview ga ik een collega helpen met het inrichten van de klas, dan wil ik nog een nieuwsbrief afmaken en er moeten ook nog een aantal planten naar het grofvuil. ´
Wat is er mooi aan het onderwijs?
‘Hier wordt de basis gelegd voor de kinderen. Dus niet alleen rekenen en lezen, maar ook hoe ze omgaan met elkaar. Daarom ben ik ook een voorstander van gemengde scholen. Als ze dat niet op jonge leeftijd leren, dan doen ze het later nooit meer. Als ze aan het begin leren dat er verschillen tussen individuen mogen zijn, dan krijg een vreedzamere samenleving.’
Naast directeur ben je ook als auteur bezig met het onderwijs. Verschilt dat veel van elkaar?
‘Ik heb de afgelopen vijf jaar aan Vijftien lessen die zwarte basisscholen ons leren gewerkt en het is heel fijn dat het boek af is. Tegelijkertijd ontstaat er bij mij dan ook meteen een soort onrust. Want er moet wel natuurlijk een volgend boek komen. En wat ik opschrijf als auteur, is ook weer van invloed op mijn werk als directeur. De week van de lentekriebels en paarse vrijdag kwamen ook gewoon op mijn school naar binnen. In een keer heb je door wat er aan de hand is en hoe sterk de samenleving is gepolariseerd. Het is niet mogelijk om alleen hier te werken en niet te zien wat er gebeurt in de rest van de wereld.’
Wat is er leuk aan schrijven?
‘Je maakt echt iets. Eerst was er niets en dan is er opeens iets. En ik vind het mooi om te spelen met woorden die uiteindelijk allemaal samenhangen en een geheel worden. Daarnaast vind ik het leuk om iets uit te zoeken dat ik nog niet weet, daar komt weer een beetje de wetenschapper in mij om de hoek kijken.’
De titel van je boek is Vijftien lessen. Wat is de grootste les?
‘Het is een open deur, maar hij klopt wel. Je ziet zoveel niet en er zijn zoveel blinde vlekken. Daarom moet je je omringen met mensen die anders zijn dan jij en die niet in je eigen bubbel voorkomen. Anders doe je niet de goede dingen. Ik zit in een witte bubbel en daardoor komt het dat ik vorig jaar tijdens de Ramadan het Paasontbijt had gepland. Heel stom. Ik moet me meer omringen met mensen van een andere cultuur en van een andere afkomst.’
Behalve auteur en directeur doe je ook aan triatlons.
‘Ik heb vier halve gedaan en ook nog een paar Olympische afstanden en een paar estafettes samen met mensen van mijn team. Ik woon zelf al tien jaar in de Haarlemmermeer en kom elke week een paar keer fietsend naar school en af en toe hardlopend. Daarnaast kan je hier bij de Borneokade heerlijk zwemmen en lopen kan natuurlijk overal. Net zoals bij andere dingen in mijn leven vind ik het ook bij sporten leuk om veel verschillende dingen te doen. Wat dat aangaat is de triatlon natuurlijk ideaal.’
Ga je ooit een hele doen: vier kilometer zwemmen, honderdtachtig kilometer fietsen en dan nog een marathon?
‘Dat zou gaaf zijn. Ik was het eigenlijk al van plan, maar kwam in de knoop met mijn tijd. Voor een hele moet je echt heel veel trainen en met al mijn andere activiteiten lukte het niet om te combineren.’
Het sporten doe je vaak hier in Oost. Wat vind je mooi aan het stadsdeel?
‘Een groot deel van mijn leven heb ik hier gewoond en ik voel me hier er erg thuis. Ik ben begonnen op het Afrikanerplein en via de Laagte Kadijk ben ik in de Blankenstraat beland. Ook heb ik nog op het KNSM-eiland gezeten. Nu woon ik er niet meer, maar doordat ik hier werk, wordt dat gemis voor een deel goedgemaakt. Het is divers en je hebt er ook hele leuke winkels.’
Geef eens een voorbeeld.
‘Ik ben dol op boekhandel Van Pampus. Ze hebben er alles en de medewerkers geven me vaak tips die ik opvolg en ook echt goed zijn.’
En waar eet je graag?
‘Bij Bon Boon. Het zat hier om de hoek en is net verhuisd naar de Jordaan. Het is een veganistisch eten en ik ben zelf vegan. Zelfs de fervente vleeseters vinden het goed. Daarnaast heerst er echt een soort huiskamer sfeer, heel gemoedelijk. Iets verderop drink ik graag koffie bij de Kompaszaal.’
Waar ja je graag naar toe buiten Amsterdam Oost.
‘Het strand vind ik heel lekker en dan is Langervelderslag bij Noordwijk mijn favoriet. Er is bijna niks, behalve een tentje met goede koffie en een patatzaak. Meer heb je niet nodig. Het is er rustig, je ziet de vogels en zeehonden rusten en ik kom er al vijftien jaar en het is er niet veranderd. Heel fijn.’
Tekst: Jim Jansen